Brug tussen Limburg en Bogota

Epen – De Epense José Alleleyn werd in een Nijmeegse lokaliteit aan het eind van de jaren tachtig smoorverliefd op de zanger van een Zuidamerikaans bandje. Ze volgde hem naar Colombia en trouwde met hem. Inmiddels woont ze in Bogota, de hoofdstad van Colombia en wacht thuis in het gehucht Camerig samen met haar zoontje Jirú op het losbarsten van carnaval. Ze studeerde Spaanse taal- en letterkunde en liep de deur in Spanje in haar studententijd als het ware plat. En voor dergelijke ondernemende studenten is Zuid-Amerika niet ver meer weg. Al moest José wel haar familie geruststellen. „Je hoorde nooit van iemand die naar Colombia ging. Wel ging men naar Equador en Peru.“ De eerste zes jaar woonde ze in Sabaneta in de Valle del Aburrá, nabij Medellín, de tweede stad van Colombia en berucht door de niets en niemand ontziende drugscartels. Veel zorgen daarover maakte ze zich niet. „Ik wil de dingen eerst met eigen ogen zien.“ Het aanpassen verliep vlotjes. „Hoewel de mensen in het noorden vreselijk snel praten en supersnel reageren op alles. Maar ik denk dat ik me gemakkelijk kon aanpassen omdat ik uit Limburg kom. De Colombianen hebben zoiets van ‚we zien wel’, ‚dat kan morgen wel’, da’s toch iets van bij ons.“ In Sabaneta reed ze in de bergen in het noorden rond met een bibliobus en bemoeide zich zoveel mogelijk met allerlei culturele voorzieningen voor met name kinderen. Veel vrees voor de Sicarios, de jonge huurmoordenaars die hun centen verdienen in dienst van de drugsbaronnen, heeft José nooit gehad. „Als er ergens een aanslag is geweest, moet je de volgende dag toch weer verder. Je leert wel om te gaan met het onverwachte. De Colombianen reageren nogal laconiek op alles, ze nemen vaak een afwachtende houding aan. Zelf heb ik nooit iets ergs gezien, maar misschien ga je vanzelf je grenzen wel verleggen. Vlak voordat ik wegging uit Bogota was er een aanslag op een bus matrozen. Dat is schrikken. Soms loop ik wel eens een straatje om, of neem de taxi in plaats van de bus. Weet je trouwens wat de Colombianen zeggen als wij Europeanen beginnen over geweld in Colombia? Dat wij hen de wapens verkopen.“ José is thuis in Camerig en kijkt over het besneeuwde heuvellandschap. Geef haar toch maar Bogota, haar huidige woonplaats met zijn acht miljoen inwoners. Terug naar Limburg is meer iets voor de oude dag. Inmiddels is Alleleyn werkzaam bij de Nederlandse ambassade in Bogota. Achter de schermen werkte ze vorig jaar mee om het WK wielrennen tot een succes te maken .... ... José heeft inmiddels een aardige brug kunnen bouwen tussen Colombia en Limburg door Rosalie Sprootens boek ‚Bericht aan Hare Majesteit’ te vertalen in het Spaans. Dat boek handelt over het verzet in Gulpen en omstreken in de oorlogsjaren. Ze heeft zich voorgenomen om de komende jaren meer Limburgse literatuur aan de Colombiaan te brengen. José en zoon Jirú wachten met smart op carnaval. Een volksfeest dat de Colombianen overigens ook kennen. In Barranquilla viert men het tropische carnaval dat op Braziliaanse leest geschoeid is. De Epense heeft dit festijn uiteraard in ogenschouw ge-nomen. „Het carnaval in Rio Sucio lijkt al meer op ons carnaval. Maar daar reageert niet de prins maar de duivel. En de duivel wordt weer geëscorteerd door andere duivels.
Die drie dagen komen alle mensen die geboren zijn in dat dorp terug om carnaval te vieren. Aan de optocht kun je de historie van het land lezen. Je kunt er Columbus voorbij zien trekken, compleet met zijn gevolg.“ Maar voor Jirú kan Columbus even gestolen worden. Zijn ogen zijn gericht op de rode clownspruik in de kast.